Skip to main content

Al in de Oudheid probeerden denkers te begrijpen waaruit de werkelijkheid bestaat. De Grieken, zoals Democritus en Leucippus, stelden dat alles is opgebouwd uit atomen en lege ruimte. Zij zagen materie als de fundamentele bouwsteen van de wereld en energie of beweging als de kracht die verandering mogelijk maakt. Deze visie legde de basis voor de natuurwetenschappen: een wereld die verklaard kan worden door stoffelijke deeltjes en natuurwetten. Dit leidde tot:

Het Griekse wereldbeeld: materie en energie

Naam: Materialisme of naturalistisch monisme

  • De wereld bestaat uit atomen en lege ruimte (Democritus, ca. 400 v.Chr.).
  • Alles wat bestaat is stoffelijk; alles wat gebeurt is het gevolg van natuurkrachten en beweging.
  • Kennis is het begrijpen van de materiële oorzaken.
  • Bewustzijn, leven en geest worden gezien als bijproducten van materie.

🔹 Kernidee: “Alles bestaat uit materie in beweging.”

Materialisme is de overtuiging dat alle werkelijkheid uiteindelijk materieel is — dat wil zeggen: alles wat bestaat, bestaat uit stof (materie) en energie, en alles wat gebeurt, is het gevolg van natuurwetten die daarop inwerken.
Er is in dit wereldbeeld geen plaats voor immateriële of geestelijke werkelijkheden zoals ziel, geest, moraal of God: die worden gezien als producten of illusies van het brein.
Dat betekent dat bewustzijn, gedachten en gevoelens uiteindelijk worden verklaard als fysische processen in de hersenen. De mens is in dat perspectief een complex biologisch systeem en leven zelf is het resultaat van toevallige interacties tussen materie en energie.
In de loop der eeuwen leidde dit tot:

Mechanistisch materialisme (17e–18e eeuw)

  • In de tijd van Newton en Descartes begon men te denken in termen van wetten en mechanica.
  • De wereld werd gezien als een reusachtig uurwerk: voorspelbaar, berekenbaar en zonder inmenging van God.
  • Laplace zei beroemd: “Ik heb die hypothese [God] niet nodig.” Daarmee bedoelde hij: het universum verklaart zichzelf.

    Wetenschappelijk materialisme (19e–20e eeuw)

    • Met de opkomst van evolutietheorie en natuurkunde werd materie de enige werkelijkheid.
    • Bewustzijn, moraal en religie werden verklaard als biologische en psychologische functies.
    • Bekende vertegenwoordigers: Karl Marx, Friedrich Engels, later ook Richard Dawkins en Daniel Dennett.

    Waar oorspronkelijk het geestelijke aspect van de mens mogelijk niet werd opgemerkt door de Grieken, kwam het in de moderne tijd zo ver dat men openlijk God buiten spel wilde zetten. 
    Deze filosofie leidde ertoe dat er op een gegeven moment, bij sommige mensen op de universiteit van Oxford een probleem ontstond: wie over de menselijke geest (Eng. mind) sprak, kon het ook hebben over een soort bovennatuurlijke geest. Hiermee werd dit niet langer aanzien als politiek correct en moest er gesproken worden over de hersenen  (Eng. brain)  : Why Math points to God - Professor Em.John Lennox

     

    Met de opkomst van moderne wetenschap bleef dit model krachtig en succesvol: chemie, fysica en biologie konden processen voorspellen en manipuleren door te kijken naar materie en energie. Toch botste dit puur mechanistische wereldbeeld op fundamentele vragen:

     

    • Hoe ontstaat informatie in DNA, die functioneert als een code?
    • Hoe ontstaan complexe systemen die doelgericht lijken te opereren?
    • Hoe komt intelligentie in het leven zelf tot uitdrukking, terwijl materie en energie op zichzelf “doelloos” zijn?

    Verschillende wetenschappers en denkers hebben daarom het klassieke model aangevuld:

    Zij stellen dat materie en energie alleen niet voldoende zijn om het leven en het universum te verklaren. Er zijn een extra dimensies nodig:

    • Informatie – de digitale “code” van DNA en andere systemen, die functionele complexiteit mogelijk maakt.
    • Intelligentie – de oorzaak achter de georganiseerde informatie en doelgerichte systemen.

    Gitt bv. benadrukt dat informatie altijd een intelligente bron heeft; hij laat zien dat natuurlijke processen wel materie kunnen herschikken, maar geen nieuwe, gespecificeerde informatie creëren.

    Prof.  John Lennox (Oxford) wijst erop dat het universum, de natuurwetten en biologische systemen zo nauwkeurig zijn afgestemd dat een intelligente oorzaak de meest plausibele verklaring is.

    Het resultaat van deze uitbreiding is een verbreed perspectief op de werkelijkheid:

    • De wereld bestaat uit materie en energie (Grieken),
    • maar materie en energie functioneren binnen een informatiesysteem,
    • dat zelf wijst op ontwerp of intelligentie.

    Met andere woorden: ons wereldbeeld groeit van een mechanistisch universum naar een informatiemaatschappij in kosmische zin — een universum dat niet alleen bestaat, maar ook betekenis en richting bevat.

    Dit wereldbeeld wordt echter niet met enthousiasme onthaald door de evolutionisten. In hun zienswijze speelt slechts ‘toeval’.  Maar als ons brein door toeval is ontstaan, hoe betrouwbaar is het dan om te denken dat geëvolueerde mensen de waarheid kunnen ontdekken?

    De gedachtengang rond dit probleem gaat ongeveer als volgt:

    Als ons brein puur door toevallige, blinde, evolutionaire processen is ontstaan, enkel gericht op overleving en niet op waarheid, waarom zouden we dan aannemen dat onze gedachten betrouwbaar of waarheidsgetrouw zijn?

    Met andere woorden: 👉 als de menselijke rede een toevallig product van een niet-rationeel proces is, dan is er geen reden om het resultaat van die rede (onze overtuigingen) te vertrouwen — inclusief de overtuiging dat de evolutie waar is.

    Dit is een zelfondermijnend probleem.

    Zelfs Darwin worstelde hier al mee. In een brief aan William Graham (1881) schreef hij:
    “With me the horrid doubt always arises whether the convictions of man’s mind, which has been developed from the mind of the lower animals, are of any value or at all trustworthy. Would anyone trust the convictions of a monkey’s mind?”
    → Dit staat bekend als Darwin’s Doubt of Darwin’s Horrid Doubt.

    C.S. Lewis werkte dit idee verder uit in zijn boek Miracles (1947) — vooral in het hoofdstuk “The Argument from Reason.”
    Zijn redenering:
    Als naturalisme waar is (dus alleen materie en natuurwetten bestaan), dan zijn onze gedachten enkel de uitkomst van fysische processen. Maar dan hebben ze geen rationele grond — alleen causale gronden. Dus kunnen we niet zeggen dat onze overtuigingen waar zijn, slechts dat ze gebeuren.
    Daarom concludeert Lewis dat rede en rationaliteit alleen zinvol zijn als er iets boven-natuurlijks bestaat, dat wil zeggen: een rationele bron van verstand: God.

    Is ons wereldbeeld zo volledig?

    Nu is het de vraag of ons wereldbeeld zo volledig is want het christelijk geloof toont duidelijk aan dat er ook een geestelijke wereld is. Hoe moeten we die in het wereldbeeld incorporeren? En hebben we dan een volledig beeld van de werkelijkheid?

    Dit is het kernpunt waar wetenschap, filosofie en geloof elkaar raken. Het klassieke wereldbeeld van materie, energie, informatie en intelligentie is niet volledig, omdat het alleen de zichtbare en meetbare dimensies van de werkelijkheid omvat. Het christelijk geloof voegt daar een geestelijke dimensie aan toe: een wereld van ziel, geest en transcendente werkelijkheid.

    Het tekort van een puur fysiek-informatief wereldbeeld

    • Materie, energie, informatie en intelligentie beschrijven wat we kunnen meten en waarnemen.
    • Dit model legt uit hoe systemen functioneren, hoe code in DNA werkt en hoe doelgerichte complexiteit ontstaat.
    • Maar het zegt niets over:
    1. Bewustzijn op zichzelf (ervaring, zelfbewustzijn)
    2. Moraal, betekenis of waarde
    3. Relatie tussen mens en God

    Kortom: een wereldbeeld gebaseerd op materie + informatie + intelligentie beschrijft mechanismen, maar niet de diepere oorzaken en betekenis. En zodoende ook niet het volledige concept “mens”!

     

    De geestelijke dimensie volgens het christelijk geloof

    • De Bijbel en christelijke traditie spreken over een onzichtbare werkelijkheid: God, engelen, hemel en de menselijke ziel.
    • Deze dimensie is niet fysiek meetbaar, maar heeft reële effecten in onze ervaring en moraal.
    • Het voegt drie belangrijke aspecten toe aan het wereldbeeld:
    1. Persoonlijke intelligentie achter het universum (God als Schepper en Doelgever)
    2. Morele en ethische fundamenten (goed, kwaad, rechtvaardigheid)
    3. Transcendente betekenis (zin, liefde, eeuwigheid)

    Hoe de geestelijke wereld in het wereldbeeld opnemen?

    Een geïntegreerd model zou drie lagen bevatten:

    Laag

    Inhoud

    Voorbeeld

    Fysiek

    Materie en energie

    Atomen, sterren, moleculen

    Informatief / intelligent

    Gespecificeerde informatie en doelgerichtheid

    DNA, complexe biologische systemen, natuurwetten

    Geestelijk / transcendent

    Persoonlijke intelligentie, moraal, bewustzijn

    God, de ziel, ethische keuzes, betekenis

     

    Apotheose

    Van materie tot Geest: een uitgebreid wereldbeeld

    De moderne wetenschap heeft ons geleerd te kijken naar de wereld in termen van materie en energie. Steeds duidelijker wordt echter dat daarachter ook informatie en intelligentie werkzaam zijn: principes die richting en betekenis geven aan wat wij waarnemen. Bovendien reikt de werkelijkheid verder dan wat met natuurkundige wetten alleen te verklaren is. Achter de zichtbare orde ligt een geestelijke dimensie, die haar oorsprong vindt in de Schepper zelf — de Bron van het leven, en als gevolg daarvan ook de absolute Bron van rede en morele standaarden.

    Het mag duidelijk zijn dat de geestelijke dimensie zich niet zonder meer laat beïnvloeden door de materiële en informatieve dimensies. De natuurlijke weg van de wetenschap is en blijft: eerst zoeken naar materiële of naturalistische verklaringen. Daarbij onderzoeken we de mechanismen die in de schepping werkzaam zijn, en die gebruikmaken van de informatie die in het ontwerp is opgeslagen — zoals de genetische code in het DNA of de doelgerichte werking van enzymen en cellulaire processen.

    Wanneer zulke verklaringen echter tekortschieten om onze waarnemingen te begrijpen, is het redelijk om te erkennen dat er ook een geestelijke werkelijkheid bestaat, met haar eigen wetmatigheden en samenhang.

    Die geestelijke wereld staat onder de Autoriteit van Degene die hemel en aarde geschapen heeft. Hij is de Bron van al het leven, de Grond van alle orde en betekenis, en de uiteindelijke maatstaf van wat goed en kwaad is.

    Wie deze werkelijkheid leert zien, ontdekt dat de schepping niet slechts een toevallig spel van materie en energie is, maar een doordacht geheel dat voortkomt uit een Schepper die verstand, informatie en leven met elkaar heeft verweven.