Skip to main content

Wat is geloven?

Geloven is een stelling aannemen zonder dat je bewijzen hebt. Als je bewijzen hebt, is het geen stelling meer maar een feit en wanneer je die bewijzen gezien hebt, geloof je niet langer, dan weet je!

Geloof je dat er uit een appelpitje een boom kan voortkomen? Geloof je dat het een appelboom zal worden of eerder een eik? Houd je het bij geloven, of wil je die kennis als wetenschap voor jezelf vast zetten? Doe de test vandaag nog: binnen afzienbare tijd weet je een antwoord op je vraag (tenminste als het zaadje gekiemd en gegroeid is)!

Geloof je dat wanneer je kippen kweekt, je ook steeds kippen zult vinden bij het uitkomen van de eieren? Doe je de test of vraag je het aan een kippenboer. Wat is het gemakkelijkst? Effe vragen kan met een telefoongesprekje opgelost zijn. Kippen gaan kweken om na te gaan of in dit artikel geen onzin staat, is wel een hele klus... Dus bel ik even en geloof de kippenboer, of ik neem het gewoon aan, mijn verstand zegt immers dat het wel kippen zullen zijn.

Waarom zegt je verstand dit? Wel, zoals iedereen heb ik ook wat ondervinding en ik heb nog nooit gehoord dat uit kippen bv. duiven voortkomen.

Goed. Maar waarom geloven dan zoveel mensen dat uit apen wel mensen voortkomen? Lees de vorige zin nog eens na: Wel, ik heb ook wat ondervinding en ik heb nog nooit gehoord dat uit kippen bv. duiven  voortkomen.

Heb je hem? We hebben al duizenden keren gehoord dat mensen van apen afstammen! Zelfs al heeft nog nooit iemand een bewijs gezien, of heeft nooit iemand de test kunnen waarmaken. Wel hebben we het al duizenden keren gehoord. Kijk maar eens naar een 'onschuldige' natuurdocumentaire op TV. En tel eens hoeveel keer men spreekt over "duizenden of miljoenen jaren", "geëvolueerd" … of andere evolutiekreten.

De evolutietheorie wordt je met de paplepel ingegeven en je slikt het. Je denkt er niet bij na en het vormt een "statement" in je gedachten (dit lijkt veel op een hersenspoeling).

Elke uitspraak die hier tegenin gaat, roept weerstand op van je verstand. Ondanks het feit dat je nooit een bewijs hebt gezien. Het is uit geloof dat je weerstand biedt aan een 'verkeerd' denkbeeld!

Kennis en wetenschap.

Dit brengt ons bij de volgende definitie: wat is kennis?
Kennis is dingen weten: weten hoe iets werkt, hoe iets in mekaar zit, waarom het bepaalde eigenschappen heeft. Dit is de basis van de wetenschap. Met de elementen van de wetenschap kunnen we allerhande toestellen bouwen. Onze hele technische revolutie is hierop gebouwd. Dit verklaart ook waarom de meeste mensen hoog oplopen met de wetenschap en dat is deels terecht. Immers de meeste mensen verdienen hun brood met het produceren van allerlei goederen op basis van de kennis die degelijk verankerd zit in ware wetenschap.

Theorieën

Wetenschappers vergaren al die kennis niet vanzelf. Er gebeurt heel wat onderzoek naar het hoe en het waarom. 'Meten is weten', is een spreekwoord uit de wetenschappelijke wereld.
Onderzoekers vergaren kennis en met behulp van cijfermateriaal proberen ze deze kennis in formules te gieten en deze formules kunnen daarna gebruikt worden in de industrie. (Heb je er al eens over nagedacht dat de mogelijkheid om de wereld rondom ons in formules te gieten, helemaal niet zo vanzelfsprekend is?)

Een enkele keer gebeurt het dat formules die lange tijd hun dienst hebben gedaan, achterhaald worden. Dit gebeurde o.a. toen Einstein zijn relativiteitstheorie opstelde.
Sommige problemen zijn zo complex dat de onderzoekers niet met zekerheid kunnen weten hoe een bepaald mechanisme werkt. Ze kunnen er wel bepaalde ideeën over hebben: theorieën. Wanneer een theorie altijd kan voorspellen wat er in de werkelijkheid zal gebeuren, dan is ze niet langer theorie, maar -dan wordt ze een wet. 

De relativiteitstheorie heeft tot nu toe nog niet gefaald, maar alle aspecten ervan zijn nog niet met de realiteit getoetst. Daarom is ze nog steeds een theorie.

Hoe zit dat bij de evolutietheorie? In deze theorie van het ontstaan zit nog heel wat onbewezen materiaal. Om die reden is het ook nog steeds een theorie. Spijtig genoeg zijn de meeste van de voorspellingen die ze doet, helemaal niet na te bootsen. Met andere woorden, er zal geen proef kunnen opgesteld worden die keer na keer de voorspelde uitkomst geeft. Neem maar als voorbeeld de overgang van de ene diersoort naar de andere.

Het grote probleem met wetenschap en theorie is dat ze zo nauw met mekaar zijn verbonden dat de man in de straat het verschil dikwijls niet ziet. Om duidelijk te zijn zou er naast "geloof" en "wetenschap" nog een derde term moeten zijn: "theorieschap", "modellenleer", of iets dergelijks.
Indien je in de industrie aan het werk zou gaan met de 'kennis' uit deze 'theorieschap', dan zou je zien dat je af en toe verkeerde uitkomsten krijgt. Wetenschappers komen dit soms tegen. Zo is er bijvoorbeeld binnen de evolutietheorie nog geen goed model voor het ontstaan van de maan in relatie met de geschatte ouderdom van de aarde. De fysische wetten tonen ons een aantal problemen.

Een theorie uit de Bijbel!

Dikwijls wordt het argument aangehaald als zou een theorie uit de Bijbel per definitie onwetenschappelijk zijn. Is dit wel zo? De evolutietheorie op zich is een verzinsel van mensen, het is een scenario van hoe alles zou ontstaan zijn. Door een theorie op te stellen leg je een basis om bepaalde feiten te toetsen. Er is dus geen reden waarom een theorie uit de Bijbel onwetenschappelijk zou zijn; het zijn de feiten die gaan bewijzen welke theorie het sterkst is.

In feite is de Bijbel een verzameling van ‘boeken’ of geschriften van verschillende mensen waarbij wij, Creabel, ervan overtuigd zijn dat het eerste geschrift van God zelf komt: Gen.1:1 tot 2:4a. Vervolgens geeft de eerste mens, Adam, zijn bijdrage. (meer hierover in "Het kleitablet van God")
Heel de Bijbel is opgebouwd uit kronieken; dat is wat er voor de schrijver aan wetenswaardige feiten gebeurde. Hierdoor kunnen we de Bijbel beschouwen als een getuigenverslag uit eerste hand. En dat maakt hem tot een ideale start voor een beschrijving van de ontstaanstheorie van het universum en het leven, de mens en de zin van het leven.

De scheppingstheorie in het kort gaat aldus:

Genesis 1& 2

1  In den beginne schiep God de hemel en de aarde.
2  De aarde nu was woest en ledig, en duisternis lag op de vloed, en de Geest Gods zweefde over de wateren.
3  En God zeide: Er zij licht; en er was licht.
4  En God zag, dat het licht goed was, en God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis.
5  En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de eerste dag.
6  En God zeide: Daar zij een uitspansel in het midden der wateren, en dit make scheiding tussen wateren en wateren.
7  En God maakte het uitspansel en Hij scheidde de wateren die onder het uitspansel waren, van de wateren die boven het uitspansel waren; en het was alzo.
8  En God noemde het uitspansel hemel. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de tweede dag.
9  En God zeide: Dat de wateren onder de hemel op een plaats samenvloeien en het droge te voorschijn kome; en het was alzo.
10  En God noemde het droge aarde, en de samengevloeide wateren noemde Hij zeeen. En God zag, dat het goed was.
11  En God zeide: Dat de aarde jong groen voortbrenge, zaadgevend gewas, vruchtbomen, die naar hun aard vruchten dragen, welke zaad bevatten, op de aarde; en het was alzo.
12  En de aarde bracht jong groen voort, gewas, dat naar zijn aard zaad geeft, en geboomte, dat naar zijn aard vruchten draagt, welke zaad bevatten. En God zag, dat het goed was.
13  Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de derde dag.
14  En God zeide: Dat er lichten zijn aan het uitspansel des hemels om scheiding te maken tussen de dag en de nacht, en dat zij dienen tot aanwijzing zowel van vaste tijden als van dagen en jaren;
15  en dat zij tot lichten zijn aan het uitspansel des hemels om licht te geven op de aarde; en het was alzo.
16  En God maakte de beide grote lichten, het grootste licht tot heerschappij over de dag, en het kleinere licht tot heerschappij over de nacht, benevens de sterren.
17  En God stelde ze aan het uitspansel des hemels om licht te geven op de aarde,
18  en om te heersen over de dag en over de nacht, en om het licht en de duisternis te scheiden. En God zag, dat het goed was.
19  Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de vierde dag.
20  En God zeide: Dat de wateren wemelen van levende wezens, en dat het gevogelte over de aarde vliege langs het uitspansel des hemels.
21  Toen schiep God de grote zeedieren en alle krioelende levende wezens, waarvan de wateren wemelen, naar hun aard, en allerlei gevleugeld gevogelte naar zijn aard. En God zag, dat het goed was.
22  En God zegende ze en zeide: Weest vruchtbaar, wordt talrijk en vervult de wateren in de zeeen, en het gevogelte worde talrijk op de aarde.
23  Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de vijfde dag.
24  En God zeide: Dat de aarde voortbrenge levende wezens naar hun aard, vee en kruipend gedierte en wild gedierte naar hun aard; en het was alzo.
25  En God maakte het wild gedierte naar zijn aard en het vee naar zijn aard en alles wat op de aardbodem kruipt naar zijn aard. En God zag, dat het goed was.
26*  En God zeide: Laat Ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis, opdat zij heersen over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over het vee en over de gehele aarde en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt.
27  En God schiep de mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen.
28  En God zegende hen en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar, heerst over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt.
29  En God zeide: Zie, Ik geef u al het zaaddragend gewas op de gehele aarde en al het geboomte, waaraan zaaddragende vruchten zijn; het zal u tot spijze dienen.
30  Maar aan al het gedierte der aarde en al het gevogelte des hemels en al wat op de aarde kruipt, waarin leven is, geef Ik al het groene kruid tot spijze; en het was alzo.
31  En God zag alles wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de zesde dag.
1  Alzo werden voltooid de hemel en de aarde en al hun heer.
2  Toen God op de zevende dag het werk voltooid had, dat Hij gemaakt had, rustte Hij op de zevende dag van al het werk, dat Hij gemaakt had.
3  En God zegende de zevende dag en heiligde die, omdat Hij daarop gerust heeft van al het werk, dat God scheppende tot stand had gebracht.
4  Dit is de geschiedenis van de hemel en de aarde, toen zij geschapen werden. Ten tijde, dat de Here God aarde en hemel maakte,
5  er was nog geen enkel veldgewas op de aarde, en er was nog geen enkel kruid des velds uitgesproten, want de Here God had het niet op de aarde doen regenen, en er was geen mens om de aardbodem te bewerken;
6  maar een damp steeg op uit de aarde en bevochtigde de gehele aardbodem;
7  toen formeerde de Here God de mens van stof uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus; alzo werd de mens tot een levend wezen.
8  Voorts plantte de Here God een hof in Eden, in het Oosten, en Hij plaatste daar de mens, die Hij geformeerd had.
9  Ook deed de Here God allerlei geboomte uit de aardbodem opschieten, begeerlijk om te zien en goed om van te eten; en de boom des levens in het midden van de hof, benevens de boom der kennis van goed en kwaad.
10  Er ontsprong in Eden een rivier om de hof te bevochtigen, en daar splitste zij zich in vier stromen.
11  De naam van de eerste is Pison; deze stroomt om het gehele land Chawila, waar het goud is;
12  en het goud van dat land is goed; daar is de balsemhars en de steen chrysopraas.
13  De naam van de tweede rivier is Gichon; deze stroomt om het gehele land Ethiopie.
14  De naam van de derde rivier is Tigris; deze stroomt ten oosten van Assur. En de vierde rivier is de Eufraat.
15  En de Here God nam de mens en plaatste hem in de hof van Eden om die te bewerken en te bewaren.
16  En de Here God legde de mens het gebod op: Van alle bomen in de hof moogt gij vrij eten,
17  maar van de boom der kennis van goed en kwaad, daarvan zult gij niet eten, want ten dage, dat gij daarvan eet, zult gij voorzeker sterven.
18  En de Here God zeide: Het is niet goed, dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past.
19  En de Here God formeerde uit de aardbodem al het gedierte des velds en al het gevogelte des hemels. Ook bracht Hij het tot de mens, om te zien hoe deze het noemen zou; en zoals de mens elk levend wezen noemen zou, zo zou het heten.
20  En de mens gaf namen aan al het vee, aan het gevogelte des hemels en aan al het gedierte des velds, maar voor zichzelf vond hij geen hulp, die bij hem paste.
21  Toen deed de Here God een diepe slaap op de mens vallen; en terwijl deze sliep, nam Hij een van zijn ribben en sloot haar plaats toe met vlees.
22  En de Here God bouwde de rib, die Hij uit de mens genomen had, tot een vrouw, en Hij bracht haar tot de mens.
23  Toen zeide de mens: Dit is nu eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees; deze zal `mannin' heten, omdat zij uit de man genomen is.
24  Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en zij zullen tot een vlees zijn.
25  En zij beiden waren naakt, de mens en zijn vrouw, maar zij schaamden zich voor elkander niet

Dit was de oorspronkelijke toestand. We weten niet hoe lang of hoe kort dit geduurd heeft want de zondeval maakte een einde aan deze toestand. De aarde werd vervloekt vanwege de zonde.
Het was je misschien niet opgevallen, maar in Gen. 2:17 stond 1 gebod waaraan de mens zich moest houden:


Ge 2:17  maar van de boom der kennis van goed en kwaad, daarvan zult gij niet eten, want ten dage, dat gij daarvan eet, zult gij voorzeker sterven.


Genensis hoofdstuk 3


16  Tot de vrouw zeide Hij: Ik zal zeer vermeerderen de moeite uwer zwangerschap; met smart zult gij kinderen baren en naar uw man zal uw begeerte uitgaan, en hij zal over u heersen.
17  En tot de mens zeide Hij: Omdat gij naar uw vrouw hebt geluisterd en van de boom gegeten, waarvan Ik u geboden had: Gij zult daarvan niet eten, is de aardbodem om uwentwil vervloekt; al zwoegende zult gij daarvan eten zolang gij leeft,
18  en doornen en distelen zal hij u voortbrengen, en gij zult het gewas des velds eten;
19  in het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aardbodem wederkeert, omdat gij daaruit genomen zijt; want stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren.

We lezen onder andere dat de zwangerschap van de vrouw meer moeite zal hebben dan oorspronkelijk. Dit zien we inderdaad: de meeste vrouwen hebben schrik voor de bevalling vanwege de (vaak) grote moeite. Ga je daarentegen in de dierenwereld kijken, dan komt er zelfs aan de bevalling van een olifant geen mens aan te pas...

Een andere uitspraak is de vloek over de aardbodem waardoor de glorie van de oorspronkelijke schepping al heel wat minder zichtbaar is dan in de oorspronkelijke schepping. Toch blijft menig mens zich (gelukkig) verwonderen over de schoonheid en de kracht van de natuur. Dit is een aanwijzing van God naar Hemzelf.

In het gebod om niet te eten van die ene boom, geeft God ook de straf mee nl. de dood. Adam en Eva stierven niet onmiddellijk, maar de dood is door de zonde wel in de wereld gekomen.  Ook de scheiding tussen God en mens werd groter en moeilijker te overbruggen. Het vinden van voedsel en onderdak kost  vanaf de zondeval moeite. Door wat gegevens uit de Bijbel te combineren kan je besluiten dat dit ongeveer 6000 jaar geleden heeft plaatsgevonden (dit is een hypothese).


Ongeveer 1500 jaar later ziet God dat de mens er zo'n boeltje van maakt, dat Hij besluit de aarde schoon te maken en opnieuw te beginnen!

Genesis hoofdstuk 5 vanaf vers 5

5  Toen de Here zag, dat de boosheid des mensen groot was op de aarde en al wat de overleggingen van zijn hart voortbrachten te allen tijde slechts boos was,
6  berouwde het de Here, dat Hij de mens op de aarde gemaakt had, en het smartte Hem in zijn hart.
7  En de Here zeide: Ik zal de mensen, die Ik geschapen heb, van de aardbodem uitroeien, de mensen zowel als het vee en het kruipend gedierte en het gevogelte des hemels, want het berouwt Mij, dat Ik hen gemaakt heb.
8  Maar Noach vond genade in de ogen des Heren.
9  Dit is de geschiedenis van Noach. Noach was onder zijn tijdgenoten een rechtvaardig en onberispelijk man; Noach wandelde met God.
10  En Noach verwekte drie zonen: Sem, Cham en Jafet.
11  De aarde nu was verdorven voor Gods aangezicht, en de aarde was vol geweldenarij.
12  En God zag de aarde aan, en zie, zij was verdorven, want al wat leeft had zijn weg op de aarde verdorven.
13  Toen zeide God tot Noach: Het einde van al wat leeft is door Mij besloten, want door hun schuld is de aarde vol geweldenarij, en zie, Ik ga hen met de aarde verdelgen.
14  Maak u een ark van goferhout; met vakken zult gij de ark maken en haar van binnen en van buiten met pek bestrijken.
15  En zo zult gij haar maken: driehonderd el zal de lengte der ark zijn, vijftig el haar breedte en dertig el haar hoogte.
16  Gij zult aan de ark een lichtopening maken, en een el van boven af zult gij die afwerken, en de ingang der ark zult gij in haar zijkant aanbrengen; met een onderste, een tweede en een derde verdieping zult gij haar maken.
17  Want zie, Ik ga een watervloed over de aarde brengen om al wat leeft, waarin een levensgeest is, van onder de hemel te verdelgen; alles wat op de aarde is, zal omkomen.
18  Maar met u zal Ik mijn verbond oprichten, en gij zult in de ark gaan, gij en uw zonen en uw vrouw en de vrouwen uwer zonen met u.
19  En van al wat leeft, van alle vlees, van alles zult gij een paar in de ark brengen om het met u in het leven te behouden; mannetje en wijfje zullen zij zijn.
20  Van het gevogelte naar zijn aard en van het vee naar zijn aard, van al het kruipend gedierte van de aardbodem naar zijn aard, van alles zal een paar tot u komen om het in het leven te behouden.
21  En gij, neem u van alle voedsel, dat gegeten wordt, en verzamel het bij u, opdat het voor u en voor hen tot spijze zij.
22  En Noach deed het; geheel zoals God het hem geboden had, deed hij.

De zondvloed is de oorzaak van de verschillende aardlagen die we in de aardbodem bemerken en ook van de fossielen die daarin zitten. Hoogstwaarschijnlijk (hier begint een stukje creatie theorie die niet uit de Bijbel komt) viel er een komeet in de oceaan aan de andere kant van de wereld.graag wat details! Enorme vloedgolven hebben dan het land schoongeveegd en al het leven van de aarde weggevaagd. De lijken van de meeste dieren en waarschijnlijk ook van mensen zijn op die manier bij mekaar gedreven en werden begraven onder massa's slijk. Andere kadavers zijn gefossiliseerd en soms ook met velen bij mekaar: de fossiele kerkhoven. (kijk maar eens op internet met een zoekfunctie op "fossil graveyard") De zondvloed heeft dus ongeveer voor een jaar de aarde onder water gezet en de meeste lagen uit de geologische kolom afgezet.
De continentale drift is volgens onze theorie na of met de zondvloed begonnen, eerst snel, en later trager ...

Vanaf de zondvloed krijgt de aarde een relatieve rust. Maar na weer ongeveer 1500 jaar begint het proces waarbij Venus en Mars zich in ons zonnestelsel plaatsen. Deze planeten hoorden hier, volgens de theorie van Velikovsky - die Creabel aannemelijk vindt - oorspronkelijk niet thuis! Ze zijn met een cyclus van 13 jaar in ons zonnestelsel gekomen, wat inhoud dat er om de 13 jaar aardbevingen, vulkaanuitbarstingen en daardoor grote hongersnoden voorkwamen. Dit is trouwens de oorsprong van het ongeluksgetal 13. Deze natuurrampen hebben de oude Grieken ertoe aangezet om aan sterrenkunde te doen; blijkbaar was het mogelijk om met het blote oog de perikelen van Venus en Mars te volgen. Beide zouden een tijd een dubbel-planeet geweest zijn en hebben mogelijk zelfs een andere planeet laten veranderen in een enorme hoeveelheid brokstukken. Ook zijn er in die tijd nog veel komeet inslagen geweest (brokstukken van de verdwenen planeet?). Dat dit aanleiding heeft gegeven tot de Griekse mythologische verhalen waarin Mars de god van de oorlog is, hoeft dan geen betoog meer...

Besluit

Willen we een onderscheid kunnen maken tussen geloof en kennis of wetenschap, dan zullen we moeten leren bewijzen te zoeken. We zullen moeten leren zien wat nog modellen of theorieën zijn en wat bruikbare kennis is. In de hierna volgende lessen zullen we dit leerproces proberen te begeleiden.