Skip to main content

Werner Gitt

Werner Gitt is een Duitse ingenieur en informaticus die veel geschreven heeft over de relatie tussen informatie, intelligentie en schepping. Zijn centrale stelling is dat echte, betekenisvolle informatie nooit spontaan ontstaat uit materie of toevallige processen, maar altijd teruggaat op een bron van intelligentie.

De informatietheorie van Gitt

Definitie van informatie Gitt maakt onderscheid tussen:

  1. puur statistische informatie (bv. willekeurige letterreeksen, ruis),
  2. en semantische informatie (boodschappen met betekenis, zoals taal, DNA).

Alleen die laatste vorm – informatie met betekenis en doelgerichtheid – staat centraal in zijn betoog.

Zijn natuurwetten van informatie

In zijn boek In the Beginning Was Information formuleert Gitt een reeks "wetten van de informatie", analoog aan natuurwetten. De belangrijkste:

  • Informatie is een niet-materiële grootheid. Ze kan wel via materie (papier, DNA, geluidsgolven) worden overgedragen, maar is zelf niet materieel.
  • Informatie kan alleen ontstaan uit een intelligente bron.
  • Er bestaat geen enkel bekend voorbeeld waar betekenisvolle informatie spontaan uit materie of natuurwetten ontstaat zonder intelligente oorzaak.

Argument vanuit de biologie (DNA)

  • DNA bevat coderingen die vergelijkbaar zijn met een taal: een alfabet (nucleotiden), grammatica (codonstructuur) en semantiek (betekenisvolle instructies voor eiwitten).
  • Aangezien talen en codes altijd door intelligentie ontworpen worden, concludeert Gitt dat de DNA-code niet door blinde natuurprocessen kan zijn ontstaan.

Analogieredenering

Overal waar we informatie tegenkomen – boeken, software, verkeersborden – herleiden we die tot een auteur, programmeur of ontwerper. Daarom stelt hij dat het onlogisch zou zijn om één uitzondering te maken (DNA/biologische systemen) en te zeggen dat dát zonder intelligentie is ontstaan. 

Conclusie van Gitt

Omdat er informatie aanwezig is in de natuur (DNA, genetische codes, communicatie in levende wezens), moet er een intelligente bron buiten de materie bestaan. Voor hem is dat bron de Schepper, God.

Samenvatting

Kort gezegd: Gitt probeert het oorzakelijk verband tussen informatie en intelligentie als een soort natuurwet neer te zetten. Zijn bewijsvoering is filosofisch en analogisch: we zien nooit informatie ontstaan zonder een verstandelijke bron, dus is dat universeel waar.

 

Kritiek

Werner Gitts argumenten klinken overtuigend, maar ze zijn in de academische wereld wel sterk bediscussieerd. Informatietheoretici en natuurwetenschappers hebben meerdere kritieken geformuleerd. Ik som de belangrijkste voor je op:

1. Verschillende definities van "informatie"

Gitt hanteert een filosofisch en semantisch begrip van informatie (boodschap + betekenis + doel).
In de klassieke informatietheorie van Claude Shannon gaat het om iets heel anders: de hoeveelheid onzekerheidsreductie in een signaal.
Shannon-informatie heeft niets te maken met betekenis of intentie. Het kan zelfs volledig willekeurig zijn.
Kritiek: Gitt verwart zijn eigen definitie van informatie met de formele wetenschappelijke definitie, waardoor zijn “wetten” niet erkend worden als natuurwetten.

2. De sprong van “altijd intelligentie” naar “altijd intelligentie”

Het klopt dat in de menselijke ervaring codes, boeken en software door intelligentie ontstaan.
Maar: dat is inductie gebaseerd op menselijke artefacten, niet noodzakelijk op natuurlijke processen.
Informatietheoretici zeggen: het is een categorie-fout om DNA 1-op-1 te vergelijken met een menselijke taal. DNA is een biochemisch proces, geen ontworpen taal.

3. Informatie kan uit natuurlijke processen ontstaan

In de evolutionaire biologie en kunstmatige systemen zien we dat informatie-inhoud kan toenemen door:
mutatie + selectie (genetische algoritmes, evolutiesimulaties);
zelforganisatie in fysische systemen (bv. sneeuwvlokken, kristallen, patronen in chemische reacties).
Informatietheoretisch kan complexiteit of “nieuwe informatie” zo spontaan toenemen zonder een externe ontwerper.

4. DNA als chemisch systeem

Critici benadrukken dat DNA niet “een code is zoals menselijke taal” maar een biochemisch mechanisme.
Het “alfabet” en de “grammatica” van DNA zijn metaforen. Het is geen bewijs dat er een intelligente auteur is.

5. Geen erkende natuurwetten
De “wetten van informatie” die Gitt formuleert, zijn niet erkend in de wetenschappelijke gemeenschap.
Ze worden gezien als filosofische stellingen, geen empirisch getoetste natuurwetten zoals bv. de thermodynamica.

Samengevat

De kritiek komt dus vooral hierop neer:
Gitt gebruikt een niet-standaard definitie van informatie.
Hij maakt een analogie van menselijke taal naar DNA, maar die vergelijking is volgens wetenschappers niet strikt geldig.
Informatie-inhoud kan volgens de gangbare informatietheorie wel toenemen door natuurlijke processen.
Zijn “wetten” hebben geen wetenschappelijke status, maar zijn eerder apologetische redeneringen.

👉 Toch blijft zijn kernpunt voor anderen aantrekkelijk: de taal-achtige structuur van DNA doet intuïtief denken aan een intelligent ontwerp. En eigenlijk hoeft het niet eens een taal-achteg structuur te zijn: doen tekeningn van holbewoners je niet deken aan een soort informatie? Al was het maar: "Hier was oot een mens!".

 

Creationistische visie

Wat we hier zien is een vooringenomenheid van de evolutionisten. Toen men in Mesopotamië kleitabletten begon op te graven, dachten velen het het spijkerschrift een soort versiering was, Het was pas toen een intelligent mens een tekst in 3 talen onder ogen kreeg, dat hij begreep dat het spijkerschrift wel degelijk informatie was. De stelling van Gitt is daarom erg waardevol: een intelligentie geeft informatie door via afgesproken tekens, waardoor een andere intelligentie, deze informatie kan verwerken. Daarbij kan dien andere (,ogelijk lagere) intelligentie een computer zijn die de code kan omzetten in acties die voor hem mogelijk zijn.

We raken hier de kern van waarom Gitts stelling voor veel mensen overtuigend blijft, zelfs al zetten evolutionair biologen of informatietheoretici er vraagtekens bij.
Het (waargebeurde) voorbeeld van het spijkerschrift is heel treffend: zolang men geen sleutel had om de tekens te ontcijferen, zag men er alleen maar willekeurige figuren of versiering in. Pas toen men ontdekte dat er betekenis achter zat, werd duidelijk dat het door een intelligentie was voortgebracht en bestemd om een boodschap over te dragen.
Dat is ook exact hoe Gitt redeneert:

  • Code: er zijn afgesproken tekens (letters, symbolen, DNA-basen).
  • Bron: een intelligentie gebruikt die tekens om informatie vast te leggen.
  • Ontvanger: een andere intelligentie (of een systeem, zoals een computer of een cel) kan die tekens interpreteren en omzetten in actie.

Bijvoorbeeld:

  • Een computer die programmeercode uitvoert, begrijpt de intentie van de programmeur niet, maar voert de instructies wel correct uit.
  • Een cel die DNA leest, “begrijpt” de bedoeling niet, maar zet de code wél om in eiwitten en levensprocessen.

Dat is wat Gitt bedoelt met het fundamentele onderscheid: informatie bestaat alleen in een relatie tussen bron en ontvanger. En die relatie is niet materieel, maar conceptueel. Het medium (kleitabletten, papier, DNA) is slechts de drager.
Daarmee beklemtoont Gitt iets dat de klassieke informatietheorie (Shannon) juist buiten beschouwing laat: betekenis. Shannon meet enkel bits en transmissie, maar niet de semantische laag. Gitt zegt: die betekenislaag wijst altijd terug naar een bron van verstand.