Skip to main content

Het ontstaan van fossielen

Inleiding

In de natuur vindt men allerhande fossielen en in dit artikel zullen we het vooral hebben over versteende overblijfselen van planten en dieren.

De meeste mensen zijn van mening dat fossielen 'het' bewijs van de evolutietheorie zijn. Niets is minder waar. Wie wat studeert over fossielen zal verrast zijn over de problemen die er zijn om ze in te passen in de evolutietheorie.

  1. Allereerst is er de vraag naar de oorsprong van de fossielen. Op school leerden we dat fossielen ontstaan door de combinatie van hoge drukken, temperaturen en lange tijden. Dit blijkt een fabeltje te zijn.
  2. Fossielen zijn wel nauw verbonden met sedimentaire afzettingen: dit wil zeggen dat er een toevloed aan aarde moet zijn om fossielen te laten ontstaan. Deze aarde wordt meestal getransporteerd door water.
  3. Vervolgens komt het argument van de fossielen in de verschillende aardlagen aan bod. Op het eerste zicht lijkt het erop dat fossielen inderdaad evolutie bevestigen. Maar ook hier zitten addertjes onder het gras: fossielen en aardlagen.
  4. Met behulp van fossielen kan men de stamboom van het leven tekenen. Althans zo wordt beweerd. Hier wordt duidelijk wat men bedoelt met de ontbrekende tussenvormen. Net daar waar men ze het meest nodig heeft, zijn ze er niet. Het gaat hier niet over een paar ontbrekende schakels, eigenlijk ontbreekt al het hout van de stamboom! Men ziet enkel twijgjes en bladeren.

De oorsprong

Volgens de evolutietheorie neemt het ontstaan van fossielen miljoenen jaren in beslag. Tot voor enkele decennia wisten we niet beter. Op school leerden we dat fossielen duizenden jaren zouden nodig hebben om te ontstaan.
Is dit zo?

Het gangbare idee over het ontstaan van fossielen is als volgt: planten of dieren sterven af, hun stoffelijk overschot wordt begraven onder stof en zand dat zich langzaam ophoopt boven het fossiel in wording. Na vele jaren is de ophoping opgelopen tot  een dikte van verschillende meters  en brengt het gewicht van die dikke  laag zulke druk teweeg, dat het fossiel versteent...

Het zal misschien zeer ongeloofwaardig klinken maar in 1986 nam de Amerikaan Hamilton Hicks een patent1 op het verstenen van hout! De beschrijving van zijn patent geeft een heel andere kijk op het ontstaan van fossielen.

Met chemicaliën bewerkt hij het hout dat hij wil verstenen. Het water dat van nature in hout aanwezig is, wordt vervangen door een mengsel van waterglas (vulkanisch water:  natriumsilicaat ontstaat bij hoge temperatuur  1400°C) en een klein gehalte zuur. Dit mengsel versteent na uitdroging. Het resultaat is iets dat niet te onderscheiden is van fossiel hout!

De chemicaliën die Hamilton gebruikt,  zijn geen onbekenden in de natuur. Waterglas is een silicium oplossing die in de natuur voorkomt. De verharder is water waarin veel vrije metaalionen aanwezig zijn plus één of ander zuur (bijvoorbeeld citroenzuur).

Het feit dat Hamilton een patent op dit proces kon nemen, wil zeggen dat er een proces beschreven wordt dat economisch verantwoord is, en dat daarom ook op relatief korte tijd moet afgehandeld kunnen worden.

Fossielen en aardlagen

Dat fossielen wel op korte tijd moeten ontstaan, blijkt ook uit sommige fossielen zelf. Vissen zijn het voorbeeld bij uitstek.

Maar nevenstaande foto onthult meer. Vier vissen op enkele vierkante dm wil zeggen dat er meer aan de hand is dan een eenvoudig 'sterfgeval'. Ook het feit dat de vissen niet de tijd hebben gehad om te vergaan, dus vooraleer de juiste omstandigheden om te fossiliseren er waren, duidt op speciale omstandigheden. Voor ons creationisten wijst dit bijna altijd op een catastrofe. Wanneer de natuurelementen hun kracht tonen door vulkaanuitbarstingen of aardbevingen met de daarop volgende lawines, modderlawines, aardverschuivingen en dergelijke, dan vinden we de juiste omstandigheden voor het ontstaan van fossielen.

Uit het patent voor het maken van versteend hout blijkt dat enkel de juiste ingrediënten nodig zijn. Tijd is van ondergeschikt belang en over temperatuur en druk wordt niet gesproken. Een al te hoge temperatuur zou het te verstenen object niet al te goed voorbereiden: Stel u voor dat de visjes op het fossiel ook nog gebakken zouden zijn, zouden alle details dan nog zo duidelijk zichtbaar zijn?

We kunnen dus concluderen dat fossielen kunnen ontstaan wanneer de juiste omstandigheden zich voordoen. Waarschijnlijk gaat dit gepaard met catastrofes voor de bedekking van dieren of planten en voor het voorzien van de nodige chemicaliën.

De verdeling van de aardlagen

Als je de proef doet over het ontstaan van de aardlagen, dan zal je dus zien dat verschillende aardlagen tegelijkertijd gevormd worden en dat de materie die de lagen vormt, zichzelf ontmengt in de verschillende lagen. Ontmenging is een sleutelproces in de vorming van aardlagen.

Voor de creationist is een ander sleutelproces een catastrofaal gebeuren waardoor niet alleen ontmenging kan ontstaan, maar ook de juiste ingrediënten voor het ontstaan van fossielen kunnen voorkomen.

Het hangt af van de samenstelling van de vloed en de plaats waar de vloed zich voordoet, en wat er zich in het materiaal bevindt, dat zich zal afzetten.

Twee scenario's onderscheiden zich. Ten eerste is er de mogelijkheid dat de opeenvolgende catastrofes (of deel-catastrofes) zich hebben afgespeeld op verschillende landhoogtes met verschillende vegetaties. Hierdoor kunnen enkel deze dieren in de sedimentatielagen terechtkomen die in de biotoop leven.

Het tweede scenario vinden wij aannemelijker. De Bijbel spreekt over een wereldwijde vloed. Dit wil zeggen dat alle levende wezens stierven in het water. Kan u zich inbeelden wat een ravage dit moet zijn geweest? Miljoenen dode planten en dieren en zelfs mensen dreven dan op het water. Naargelang de staat van ontbinding zakken ze één voor één naar de bodem. Dit kan je aanzien als een sorteerproces; het blijkt dat het drijfvermogen verschilt van soort tot soort. L.R. Brand heeft in verband hiermee proeven gedaan. Vogels blijven gemiddeld 76 dagen drijven, zoogdieren 56 dagen, reptielen 32 dagen en amfibieën 5 dagen. In het licht van de zondvloed verklaart dit de verdeling van de fossielen over de verschillende aardlagen. We hoeven enkel aan te nemen dat er zich een 2 tot 3 maand durende catastrofe heeft voorgedaan. In die periode zijn verschillende aardlagen ontstaan door de sedimentatie van allerlei puin dat in tussentijd door gewelddadige waterstromen en modderstromen werd getransporteerd. Dat er inderdaad heel wat van die gewelddadige stromen zijn geweest, mag blijken uit de grote hoeveelheid afgeronde keien die overal ter wereld te vinden zijn. Keien worden gevormd door langdurig schurende processen zoals modderlawines, niet door te liggen in een bergriviertje waar ze door algen bekleed worden.

Komt dit overeen met wat we waarnemen? Eigenlijk zeer goed! Op de meeste plaatsen ter wereld vindt men de aardlagen in de volgorde zoals men deze al enkele eeuwen voorstelt. Alleen, bijna nergens ter wereld vindt men alle lagen boven mekaar. Hier en daar worden er al eens aardlagen gevonden in een verkeerde volgorde. Maar meestal vind men inderdaad de simpelste organismen onderaan.

De evolutiestamboom

Wetenschappers hebben getracht een evolutiestamboom te construeren. Meestal gaat men ervan uit dat uit de eerste levende cel het leven verder geëvolueerd is. Dit is een hypothese, een veronderstelling. De stam van de boom is dan deze eerste cel die 3,5 miljard jaar geleden ontstond. Dan volgde er, uit de datering van de aardlagen, 3 miljard jaar van stilstand. Dus geen actie en geen nieuwe levensvormen: alleen eencelligen! Dit reduceert de 3,5 miljard jaar van mogelijke evolutie meteen naar 1/7 daarvan! Vanaf dan is het volgens het fossielenbestand telkens weer een patroon van zeer snelle ontwikkeling, afgewisseld met lange tijden van stilstand.

Maar er is nog een groter probleem. Er zijn de afgelopen decennia enorm veel fossielen opgegraven en gecatalogiseerd. Men heeft van de weekdieren 83% tot 95% teruggevonden, bij schelpdieren en slakken is dit 77% tot 85% en bij de ostracoden (een bepaalde soort kreeftachtigen) is dit 60%. Van de op het land levende organismen vindt men 98% van de orden en 79% van de families terug in de fossielen. Wel de fossielen tonen ons een overvloed aan soorten, veel meer dan er nu nog leven. Maar deze soorten vertegenwoordigen de twijgjes en de bladeren van de evolutieboom. De takken zijn afwezig!

De stam en de takken zouden moeten vertegenwoordigd worden door de tussenvormen. Naarmate men lager in de boom kijkt, moet men onder de soorten de geslachten vinden, daaronder de klassen en daaronder de stammen. Wel, volgens de paleontoloog George Gaylord Sympson van Harvard zijn er geen fossielen te vinden van organismen uit de stam, enkele uit de klassen en de rest wordt goed vertegenwoordigd (The meaning of evolution pag 232 & 233). Dit is in tegenstelling met de gedachte dat door evolutie al deze planten en dieren zouden zijn ontstaan. Men vindt  in bepaalde aardlagen plotseling allerlei dieren, kant en klaar bij wijze van spreken. Men heeft het bijvoorbeeld over de Cambrische explosie. Er zijn geen fossielen die evolutie ondersteunen! Het zijn juist de voor de evolutietheorie noodzakelijke fossielen die men niet vindt!

De zogenaamde 'tussenvormen' vindt men niet … alhoewel er sinds Darwin naar gezocht wordt, zijn er niet zomaar overgangsvormen van de ene soort naar de andere. Het is het essentieel deel van de evolutiestamboom dat er gewoon niet is! Het is een boom waar het loof en het fruit in de lucht zweeft en al het hout ontbreekt. Voldoet dit wel aan de definitie van een boom?

Bovendien verloopt de zogenaamde evolutie met horten en stoten: sputterend komen nieuwe vormen te voorschijn, enkel volledig afgewerkte planten en dieren laten sporen na in de fossielen. Dit wijst verdacht veel op ... schepping.