Creabel citeert hier 1 hoofdstuk uit het boek: GENESIS VERSUS EGYTOLOGIE van Robert De Telder

Hoofdstuk 6 : DE DERDE EGYPTISCHE DYNASTIE
1738 tot 1641 voor Christus
Het is de verankering van de regeringsjaren van farao Zoser van de derde dynastie, met de Bijbelse gegevens over de oudvaders van Israël, die bepalend is voor een belangrijk gedeelte van de reconstructie van het Oude Rijk. Over farao Zoser (die regeerde tussen 1710 v.Chr. en 1681 v.Chr.) is er tijdens de Ptolemaeïsche tijd (300 tot 30 v.Chr.) een inscriptie gemaakt over een hongersnood die Egypte teisterde en zeven jaar duurde. De vergelijking met de vermelding in het boek Genesis van de Bijbel over de zevenjarige hongersnood van Jozef is frappant en het kan haast niet anders dan dat beide vermeldingen over één en dezelfde periode handelen en een eenmalig feit weergeven. Hongersnood was een fenomeen dat in het vruchtbare land Egypte bijna niet voorkwam. De enkele vermeldingen over hongersnoden zijn dan ook alle terug te voeren naar de periode die de Bijbel ten tijde van Jozef beschrijft. Wanneer daarenboven er zowel in Egyptische als in Hebreeuwse bronnen over een tijd van zeven jaar gesproken wordt, dwingen deze gegevens ons tot een hernieuwd schikken van de Egyptische koningslijsten, maar dan verankerd met de historische Bijbelse gegevens. Het Bijbelse kader waarbinnen de derde Egyptische dynastie moet passen is: vanaf de Exodus met daaropvolgend het geven van de Thora aan Israël, daar ligt 430 jaar tot aan de belofte van de HERE God aan Abraham (Galaten 3:17).

Dit brengt ons in het jaar 1913 voor Christus. Flavius Josephus (Ant. Bk. hfdst2, XV,ii) maakt ons duidelijk dat deze periode in twee schijven van 215 jaar te verdelen is; het tweede gedeelte speelt zich in Egypte af. In 1698 voor Christus kwam Jacob met zijn zonen en hun familie, 75 personen in totaal, in Egypte aan. Zij waren uitgenodigd door Jozef, Jacobs elfde en tevens lievelingszoon, die op dat moment onderkoning of grootvizier van Egypte was. Jacob was op dat moment 130 jaar oud en de hongersnood teisterde al twee jaar de wereld. De Bijbelse hongersnood van zeven jaar heeft zodoende de jaren 1700 tot 1693 v.Chr. geteisterd. De zeven jaar van overvloed gaan van 1707 v.Chr., het jaar dat Jozef dertig jaar oud was en onderkoning van Egypte werd, tot 1700 v.Chr. wanneer de hongersnood aanvangt. Het was in zijn 18de jaar dat farao Zoser vermeldt dat deze hongersnood voorbij (C&AH vol XIII part 2 – Joseph and Imhotep – John W. Hand) was. Het 18de jaar van Djozer was 1693/1692 voor Christus en dit jaar wordt dus een ankerpunt voor de hele dynastie op de tijdsbalk. Manetho geeft ons via Africanus de volgende lijst van Griekse namen van alle koningen van zijn derde dynastie: (regeingsjaren in het midden)

Africanus: Manetho:
Necherophes 28 Sa-nekht-Nebka
Tosorthros 29 Neter-khet Zoser
Tyris 7
Mesokhris 17
Soyphis 16 Sechemchet
Tosentasis 19
Aches 42
Sephuris 30 Chaba
Kerpheres 26 Hoeni
Africanus geeft negen koningen op die in totaal 214 jaar regeren. Van de meeste namen van deze negen koningen is echter archeologisch weinig of niets bekend. Men neemt aan, op basis van de monumenten die Egypte rijk is, dat slechts vijf koningen in aanmerking komen. En op basis van de Abydoslijst hebben we inderdaad met vijf koningen rekening te houden. De stichter was dan Sanekht of Nekherofes die 28 jaar regeerde, waarna deze opgevolgd werd door Zoser die 29 jaar regeerde. Door de verankering van Zosers ‘18de jaar’ met het einde van de hongersnood bekomen we volgende jaartallen voor de derde dynastie:
1738/1710 Nekherofes
1710/1681 Zoser
1681/1674 Sechemchet
1674/1668 Chaba
1668/1641 Hoeni
De conventionele geschiedschrijving heeft voor Zoser de jaren 2668/2649 voor Christus: een verschil van 958 jaar voor het begin van Zosers regering. Eén van beide constructies zit dus glansrijk fout. Verantwoordelijke voor het plaatsen van de regering van Farao Zoser in 2600 v. Chr. is, zoals ik aangetoond heb, Eduard Meyer. Het is opmerkelijk dat recente radiocarbon-ouderdomstesten van gedeelten van de mummie van Zoser een veel jongere datum voor de farao opleverden (Mark Lehner, The Complete pyramids – pagina 88 ). Er wordt melding gemaakt van ‘vele’ eeuwen! Voor mij is dit een bewijs dat ik op het juiste spoor zit. Fundamenteel vasthouden aan de Bijbel als historisch betrouwbaar is altijd lonend.

De grootvizier van Zoser was Imhotep, en menig onderzoeker stelde al dat Imhotep de Bijbelse Jozef, zoon van Jacob en onderkoning van Egypte was! Imhotep, wat betekent: ‘Hij, die komt in vrede’, was de meest geliefde vizier van heel Egypte. Een ambt waarvan Jozef aan de basis ligt. Later werd hij in Egypte niet alleen de patroon van menig ambacht, maar ook een legendarisch en vergoddelijkt figuur. Zijn naam en titels die gevonden worden op monumenten in Egypte geven te kennen welke hoge positie hij als niet-koninklijke Egyptenaar bezat. Hij was Opzichter over de Zieners wat hem verbindt met de ziener-priesters van On; verder was hij onderkoning, de Eerste voor de Koning, Architect. Zijn mummie is nooit gevonden! Dit is niet zo verwonderlijk, als we bedenken dat de Israëlieten ten tijde van de exodus het gebeente van Jozef meenamen. Imhotep was ook de architect van de eerste piramide in Egypte, de zogenaamde trappiramide van Zoser. Deze piramide werd door de Egyptenaren met ‘ri’ aangeduid, wat ‘trap naar de hemel’ betekent. Is het niet boeiend om hier mogelijk de droom van Jakob, de vader van Jozef als basis in te herkennen? Jakob droomde te Bethel een droom van een ladder waarvan de top tot aan de hemel reikte, met engelen die op en neder daalden(Genesis 28:10-22).


Later is het occulte op Egypte neergedaald en daardoor is deze materie, wanneer verkeerd geïnterpreteerd, gevaarlijk. In het begin echter zijn Egypte en de farao door de HERE God van Israël gezegend. Jakob, de aartsvader, zegende Farao, staat er geschreven in Genesis () en door het handelen van Jozef werd Egypte van de hongerdood gered. Het land Gosen waar Israël zich mocht vestigen, is tot een zegen geworden. Ver weg van het zondige Kanaän kon Israël daar tot een volk uitgroeien. Over het tempelcomplex van Zoser te Sakkara kunnen we verder vernemen dat de Egyptologen () vermoeden dat deze tempel en piramide zonder plan en dus experimenteel gebouwd moet geweest zijn. Geen enkele Egyptische bron stond model, noch heeft de constructie enig effect gehad op latere Egyptische doden- of godentempels!
De naam Imhotep zou ook Ptah-hotep kunnen zijn. De betekenis is dezelfde: “Kom in vrede”. Van Ptahhotep zijn er saga’s bewaard gebleven uit de derde dynastie. Ptah-hotep leefde 110 jaar: dezelfde leeftijd die de Bijbel aan Jozef toekent. Jozef wordt in de Bijbel ook met de Egyptische plaats On of Heliopolis in verband gebracht (). Hij was namelijk getrouwd met de dochter van Potifera, priester van On en overste van de lijfwacht van de farao. On was het centrum van verering van de Egyptische god Ra of Re, de zonnegod. Het boek Genesis vermeldt dat Farao aan Jozef een nieuwe naam gaf; Safenat Paneach. De betekenis hiervan blijft onduidelijk maar meer dan waarschijnlijk betekent het “Behouder van het leven” Jozef was dertig jaar toen hij onderkoning van Egypte werd.
In de Bijbel de vereiste leeftijd voor een Levietische priester. In het Nieuwe Testament kunnen we in het boek Handelingen in het relaas van Stefanus’ verdediging, God’s doel met de lotgevallen van Jozef lezen: “...en Izak verwekte Jakob en Jakob de twaalf aartsvaders. En de aartsvaders verkochten uit naijver Jozef naar Egypte, maar God was met hem, en verloste hem uit al zijn verdrukkingen en gaf hem genade en wijsheid tegenover Farao, de koning van Egypte, die hem aanstelde tot hoofd over Egypte en over zijn gehele huis. En er kwam hongersnood over geheel Egypte en Kanaän en grote verdrukking, en onze vaderen vonden geen voedsel...”
Er is nog een aanwijzing dat de Bijbelse farao van de hongersnood Zoser was! In de Haggada ( Jewish Encyclopedia – gedeelte Mikkez van Sefer ha-Jasjer) uit de Joods-Rabbijnse literatuur wordt ons verteld dat, toen Jozef farao’s droom uitlegde, de koning om een teken vroeg waardoor hij zou weten dat de verklaring waar was. Jozef vertelde hem dat de koningin, die op het punt stond te bevallen, een zoon zou baren die de volgende farao zou zijn. De farao - naar mijn overtuiging Zoser van de derde dynastie - was verbaasd dit te horen, aangezien hij al een twee jaar oude zoon had die hem, bij een normale gang van zaken, als farao zou opvolgen. Jozef verklaarde echter dat zijn zoon zou sterven en dat de jongste de toekomstige farao zou worden. In het graf van Zoser, de beroemde trappiramide, is een mooie albasten grafkist gevonden met daarin de resten van een kind van ongeveer acht jaar oud ( Peter A. Clayton, Kroniek van de farao’s – 3de dynastie – de trappenpiramide van Saqqara).

Een andere begrafenis beschrijft de Bijbel ( Genesis 49:29) met de dood van de aartsvader Jacob. Deze werd namelijk naar het Egyptische gebruik gemummificeerd en daarop naar Kanaan gebracht ter bijzetting in de spelonk in het veld Machpela nabij Mamre. De Bijbel (Genesis 50:1-3) leert uitdrukkelijk dat de balseming van het lichaam van Jacob naar Egyptisch gebruik geschiedde. De balseming duurde 40 dagen en 70 dagen hebben de Egyptenaren hem beweend. Dit zijn dezelfde getallen die Herodotos (Herodotos Boek 2, 86) ons meedeelt wanneer hij de Egyptische gewoonten betreffende mummificeren in zijn werk neerschreef. Moest ooit het lichaam van Jacob in Israël, door archeologen, gevonden worden, dan zal de mummie - naar mijn mening - van de derde dynastie blijken te zijn. Het was ten tijde van deze dynastie trouwens dat met de praktijk van het mummificeren begonnen werd (Margaret A. Murray, The Splendour that was EGYPT, 1949 AD, chapter IV Religion, Burial customs.). Van de farao’s van de eerste en de tweede dynastie werden tot op heden geen stoffelijke resten teruggevonden.


De Egyptologie en Jozef
Volgens de gangbare geschiedschrijving plaatst men Jozef in Egypte ten tijde van de tweede tussenperiode, wanneer de Hyksos over Egypte regeerden. Het is een periode waar weinig over geweten is en men neemt aan dat ten tijde van de Aziatische overheersing van Egypte er ruimte was voor iemand zoals Jozef. Deze plaatsing op de tijdsbalk geeft wel problemen met enkele historische feiten die gekend moeten zijn.
De god Seth
Zo vereerden de Hyksos de afgod Seth (Alan Gardiner, Egypt of the Pharaohs, Chapter VII). De Hyksos verkozen deze godheid boven alle andere goden van Egypte wiens erediensten vervolgd werden. De Bijbel (Genesis 41:45) leert echter dat Jozef getrouwd was met Asnath, de dochter van Potifera, de priester van On. Deze plaats On, in de Griekse taal Heliopolis genoemd, was het middelpunt van de Egyptische eredienst van de zonnegod Re. Een belangrijk argument, volgens mij, tegen de plaatsing van Jozef op de tijdsbalk ten tijde van de Hyksos. Ik kan me geen eredienst van de god Re ten tijde van deze niets ontziende vreemde heersers voorstellen.
De noodzaak van een tolk
Genesis 42:22 “Toen antwoordde Ruben hun: Heb ik u niet gezegd: bezondigt u niet aan de knaap! Maar gij hebt niet geluisterd. Nu wordt zijn bloed van ons geëist. 23 Zij wisten echter niet, dat Jozef hen verstond, want zij gebruikten een tolk. 24 Toen wendde hij zich van hen af en weende. Daarna keerde hij tot hen terug en sprak met hen; hij nam Simeon uit hun midden en liet hem in hun bijzijn binden.”
Kanaänitisch was de taal van de Hyksos-heersers. We hebben gezien dat de Hyksos te identificeren zijn met de Bijbelse Amalekieten. Amalek was een nazaat van Esau, de broer van de aartsvader Jacob. Hun talen en/of dialecten waren verwant en vooral voor elkaar verstaanbaar zoals tegenwoordig nog het geval is tussen bijvoorbeeld Limburgs en plat Duits. Egyptisch echter was een vreemde taal (Psalm 114:1). Indien Jozef ten tijde van de Hyksos leefde zou een tolk overbodig geweest zijn en zouden de broers niet onachtzaam met elkaar gecommuniceerd hebben.

DE KRONEN VAN FARAO
Voor speciale gelegenheden had de farao een serie hoofddeksels en kronen voorhanden. De eerst bekende was de witte kroon van Boven-Egypte en later de rode kroon van Beneden-Egypte. Vanaf Farao Zoser is ook de dubbele kroon bekend. De betekenis was in de eerste plaats religieus bedoeld. Wanneer Zoser, als een gevolg van de hongersnood en Jozefs voorbereidingen, in controle was over geheel Egypte, dan is de logica voor het dragen van de dubbele kroon niet ver te zoeken. De religieuze betekenis was dat zowel Seth als Horus als goden over gans Egypte heersten. Ook andere goden konden aan dit pantheon toegevoegd worden. In het licht van de hier geleverde herziening der chronologie van Egypte, wordt de dubbele kroon van Zoser duidelijk. Als een gevolg van de politiek van Jozef waren de andere huizen of dynastieën horig aan de derde dynastie.