Skip to main content

Het ontstaan van het (plasma)heelal

Inleiding

De big-bang theorie is de gangbare verklaring voor het ontstaan van het universum. Toch blijkt deze theorie heel wat moeilijkheden te ondervinden en moet ze beroep doen op een aantal twijfelachtige veronderstellingen: koude donkere materie, donkere krachten, zwarte gaten, neutronensterren[1]. Dit zijn allemaal dingen die wij niet kunnen zien (dus we moeten ze aanvaarden in geloof), maar die bedacht zijn door astronomen om een 'verklaring' te vinden voor bepaalde dingen die ze in de ruimte zien, volgens de huidig geldende theorie, op basis van de zwaartekracht, die als kracht nummer 1  in de kosmos zou regeren.
Bijna een eeuw is er een alternatieve theorie gekend: de plasmatheorie, opgesteld door Hannes Alfven. Reeds in 1937 deed hij uitspraken over plasma in het heelal en hij kreeg in 1970 een Nobelprijs voor zijn werk betreffende plasma’s.  Deze theorie is heel wat vlotter in het verklaren van de waarnemingen in het heelal. Er moet geen beroep gedaan worden op onzichtbare krachten, de theorie is begrijpbaar en in overeenstemming met de natuurwetten.
Bovendien komt deze theorie heel dicht bij het scheppingsverhaal en dat maakt het voor ons des te interessanter!


[1]https://www.youtube.com/watch?v=E4pWZGBpWP0

Wat is een plasma?

Plasma is de vierde aggregatietoestand. Op school leren we over vaste stoffen die bij hogere temperatuur vloeibaar worden, en wanneer ze aan de kook gebracht worden, in gasvormige toestand overgaan. Dat zijn de drie aggregatietoestanden waarmee wij vertrouwd zijn. Tijdens deze drie aggregatietoestanden blijft de stof haar eigenheid bewaren. Wanneer men een stof verder verwarmt, dan zal deze meestal uiteenvallen in de verschillende atomen waaruit ze is opgebouwd en vervolgens, bij nog grotere hitte, vallen de atomen als het ware uiteen. Zo ziet men dat waterstof (het element dat samen met zuurstof water vormt) zijn (enige) elektron verliest bij een temperatuur hoger dan 5400°K (Kelvin); dat is ongeveer 5130 graden Celcius. Het wordt dan een ion. Een gasvormige substantie met een deel ionen wordt een plasma genoemd (er zijn verschillende soorten plasma, maar dit is nu niet zo belangrijk).

Dat het een ion wordt, is het gevolg van de onbalans tussen de  protonen in de kern en de electronen die er rond draaien,  meestal is dit door het verliezen van een elektron. De electronen dekken dat de positieve lading van de kern in een normaal, elektrisch neutraal atoom. De elektronen zijn in een plasma niet meer (allemaal) aan de kern van de atomen gebonden: er zijn vrije elektronen (met een negatieve lading). En dat maakt dat er ook positieve ionen vrij zijn (atomen die één of meer elektronen verloren zijn). Dit is een belangrijke eigenschap van een plasma want het bewegen van deze deeltjes heeft als gevolg dat er een elektrische stroom vloeit.
In ons elektriciteitsnetwerk verplaatsen zich enkel elektronen wanneer er een elektrische stroom in een koperdraad vloeit. Maar een beweging van positieve ionen is net zo goed een elektrische stroom, al beweegt die onder invloed van dezelfde krachten (bijv een elektrisch veld) naar de andere kant - wat natuurlijk niet mogelijk is in een vaste stof. Er is nog een belangrijk verschil tussen een elektron, dat negatief geladen is, en een ion dat meestal positief geladen is: de massa van een elektron is te verwaarlozen, de massa van een ion niet, deze massa is praktisch gelijk aan aan die van het oorspronkelijke elektrisch neutrale element en dat heeft zijn effect op het versnellen of vertragen in een veranderend elektrisch of magnetisch veld.

In het dagelijks leven gebruiken en zien we meer plasma dan we zouden verwachten: neonreclame, TL-lampen en spaarlampen maken licht met een plasma. TV en PC maken gebruik van plasmaschermen, maar ook kleinere displays zoals fietscomputers maken hiervan gebruik. Ook bestaat de plasmabol als decoratie. In dit artikel gebruiken we de plasmabol of plasmalamp een paar keer om bepaalde verschijnselen uit te leggen. De verschillen met het plasma van in het heelal zijn deze: de druk in een plasmalamp is hoger, het gas is waarschijnlijk een mengeling van neon en argon terwijl dit in het heelal waterstof en helium is en de voeding is een hoog frequentiebron waar dit in het heelal gelijkspanning is.

Waar een elektrische stroom (I) vloeit, ontstaat er een magnetisch veld(B) dat op zijn beurt weer invloed heeft op de elektrische stroom. En die combinatie is de drijvende kracht voor de vormgeving van sterrenstelsels, sterren en planeten in het heelal. De magnetische krachten die in het heelal te vinden zijn vanwege de beweging van de elektrisch geladen materie (plasma) zijn tot een factor 10 39 keer groter dan de gravitatiekrachten (aantrekkingskracht tussen twee massa's). Hierdoor gaat de vorming van sterren en zelfs sterrenstelsels veel en veel sneller dan de miljoenen jaren die de gangbare theorie nodig heeft.
 

In den beginne schiep God de hemel en de aarde

De eerste woorden van de Bijbel vertellen ons dat God de hemel schiep. Dat is niet de hemel waar Hij in woont, maar de plaats voor de schepping - de ruimte of kosmos. Die strekte Hij uit in een korte tijd; waarschijnlijk was dit klaar binnen de scheppingsweek, want het staat in de Bijbel steeds vermeld in de voltooid verleden tijd. Tijdens het begin van dat strekken schiep God mogelijk de materie in de vorm van elementaire deeltjes, die zich vrijwel automatisch begonnen te combineren tot  deels onafgewerkte atomen. Op die manier kwam een plasma tot stand. Dit is een veronderstelling - laten we zeggen: een voorstel van hoe het kan gegaan zijn, die o.a.  door Barry Setterfield werd gepostuleerd. Zijn theorie leunt heel dicht aan bij de theorie van het “Electric Universe”. En die theorie heeft sinds zijn ontstaan, alleen maar aan populariteit gewonnen omdat ze heel erg goed verklaart wat we in het universum zien gebeuren.

  Enkele links

Biografie Barry Setterfield (Nl): https://logos.nl/korte-biografie-setterfield/
Website Barry Setterfield (E): https://barrysetterfield.org/
Electric Universe I (E): https://thehonestscientist.com/electric-universe/
Electric Universe II (E): https://www.thunderbolts.info/wp/

Het ontstaan van het plasmaheelal lijkt erg op dat van de bigbang. Het begint echter niet met een knal, maar met een zeer snelle aanvoer van elementaire deeltjes met een erg hoge temperatuur (K). Materie is bij zulke temperatuur volledig in plasmatoestand. Meer nog: in die toestand is het plasma ondoorzichtig voor licht vanwege de interacties tussen de deeltjes. Omdat het heelal in volle expansie is en het plasma kan expanderen, koelt het af. Daardoor kunnen de deeltjes zich tot atomen combineren en hierdoor komt er licht vrij. Dit betekent dat na ongeveer een halve dag, wanneer God zei: "Er zij licht!", het licht de vrijheid had om zich te manifesteren. Het was geen licht van de zon, maar het licht was het gevolg van de fysische processen die zich in een plasma afspelen. Net als zou de aarde zich langsheen een enorm grote TL zou bewegen.

Het krachtenspel van het plasma

Hannes Alfvén was de eerste die zich bezig hield met het bestuderen van de krachten in een plasma en voorspelde in de jaren dertig van de vorige eeuw onder andere een soort “kanaalvorming” (filamentation) in het heelal. Hij kreeg voor zijn werk in 1970 de Nobelprijs van de natuurkunde en zijn-in-eerste-instantie-betwijfelde-voorspelling, werd in 1973 voor het eerst waargenomen.

In de figuur hiernaast zie je de kanaalvorming in een plasmabol: de stroom vloeit bij voorkeur in “gezelschap”.

Een elektrische stroom wekt een magnetisch veld op. Dit magnetisch veld ‘dwingt’ de elektrisch geladen deeltjes naar het centrum van het veld.  Op deze manier worden de kanalen gevormd.
Het zijn deze 'kanalen' (Engels: filaments) die aan de basis liggen van het ontstaan van de planeten en de sterren.

Twee min of meer evenwijdige plasmakanalen hebben vanwege de elektromagnetische krachten invloed op mekaars beweging: wanneer de elektrische stroom in dezelfde richting stroomt, dan ontstaat er een aantrekkingskracht tussen deze kanalen die, voor zover het mogelijk is, deze kanalen tot 1 kanaal vormt.

Ook dit kunnen we waarnemen in een plasmalamp. Wanneer je bijvoorbeeld twee vingers op de lamp houdt, dan vloeit er een stroom naar  beide vingers; naarmate je je vingers dichter  bij elkaar brengt, komt er een moment dat de stroom op 1 plaats van de centrale elektrode start en vandaar zo ver mogelijk samen loopt. In een plasmalamp wordt de elektrische stroom door een hoogfrequentbron gemaakt. Hierdoor geeft een foto, gemaakt met een wat langere sluitertijd de verschillende banen weer, die in die tijd zijn doorlopen. Op de foto hiernaast kan je daarom zien hoe de stroomlijnen zich naar mekaar toe verplaatsen en hoe ze steeds verder van de centrale elektrode splitsen.

In een plasmalamp gaat dit echter te snel om met het blote oog te zien. Jammer..

De interactie tussen de elektrische stroom (I) en het magnetisch veld (B) gaat nog verder. Waar een magnetisch veld is, hebben elektrisch geladen deeltjes de neiging om de veldlijnen te volgen. Op de tekening hierboven zien we dat deze veldlijnen steeds gesloten curves vormen. Ten gevolge van het elektrisch veld en hun eigen snelheid en massa verandert de baan van elektrisch geladen deeltjes in een spiraal. Hierdoor draaien de verschillende kanalen in eerste instantie rond hun gezamenlijke as zoals men dat ziet in een kabel of een touw.

Geluidsgolven in plasma

Een opmerkelijke eigenschap van plasma is dat bij hoge dichtheid de snelheid van het geluid enorm toeneemt. Deze eigenschap heeft als gevolg dat geluid in een dergelijk plasma schokgolven kan maken, welke door het magnetisch veld worden gebruikt om het verdichte plasma verder tot kanaalvorming te leiden. Op die manier kan geluid in het oorspronkelijke plasma de structuur ervan beïnvloed hebben. De geluidsgolven zorgen er voor dat er gebieden met hogere en lagere dichtheid ontstaan. Op die manier kon God bij het scheppen van het initiële plasma de juiste structuur in het universum hebben aangebracht door het geluid van Zijn stem. Merk daarbij op dat het woord ‘universum’ de combinatie is van twee Latijnse woorden ‘unus’ en ‘versum’ wat betekent: 'één werkwoord'! Nadat in het oorspronkelijke plasma een web van meer dichte plasmakanalen is gevormd, heeft het magnetisme rond de elektrische stromen, die door de kanalen vloeien vanwege de beweging van de elektrische geladen deeltjes, deze kanalen gaan verengen: gelijklopende stromen worden naar mekaar toe gedreven door het magnetisch veld.

Wanneer onder invloed van de magnetische krachten deze samengebundelde roterende stromen verder samengedrukt worden, dan ontstaat er soms een kettingreactie: een meer gebundelde stroom heeft een kleinere diameter en daardoor worden de magnetische krachten groter: de magnetische kracht is omgekeerd evenredig met de straal van het kanaal. Hierdoor wordt het oorspronkelijke kanaal net zover dichtgeknepen tot de elektrische afstootkrachten het winnen van de magnetische wurging (Engels: Z-pinch). Dit alles gebeurt nog steeds roterend. Het wijtgen van een roterende massa vernelt de rotatiesnelheid.  Vanwege de verdichting van het plasma en vanwege de koele temperatuur beginnen de ionen zich te combineren met de elektronen om zo atomen te vormen die niet meer onderhevig zijn aan de elektrische en magnetische krachten. Op dat moment kan de zwaartekracht de ster- en planeetvorming overnemen. Want dat is inderdaad wat hier gebeurd! Dit principe verklaart waarom alle planeten in dezelfde richting rond de zon cirkelen en waarom  de om wenteling rond de eigen as ook die richting heeft.

En in het heelal ziet de perfecte Z-pinch er zo uit:

Natuurlijk kunnen we vanwege de overvloed aan sterren verwachten dat we dit fenomeen van alle zijden kunnen bekijken. Maar wie had verwacht dat we een perfecte dwarsdoorsnede zouden te zien krijgen?

Herinner u dat er in een plasmakanaal meerdere kleinere subkanalen kunnen zitten. In het Hoag's object vormen die een mooie cirkel met een diameter van 75.000 lichtjaar.

In laboproeven waar we 2 plasmakanalen laten samenkomen, krijgen we een verbluffend resultaat.
Het samenkomen van de plasmakanalen gebeurt op een manier die astronomen erg bekend voorkomt. Het lijkt zeer sterk op een aantal verschillende fases van het ontstaan van sterrenstelsels. Toch wordt vijfitg jaar na de ontdekking van Hannes Alfvén deze theorie genegeerd en gaat de wetenschap er nog steeds van uit dat de zwaartekracht de drijvende kracht is in het ontstaan van sterren en sterrenstelsels. Dat geeft op zijn beurt aanleiding tot het postuleren (voorstellen van een nieuwe theorie) van donkere en koude materie...

En zo zag de Hubble telescoop de NGC 1365 spiraalnevel:

Even samenvatten:

Tijdens de eerste dag van de schepping kan er zich het volgende hebben afgespeeld: terwijl het universum uitgestrekt of opgespannen werd (uitspansel), kwam er een stortvloed van elementaire deeltjes met een hoge temperatuur die zich combineerden tot elektronen, neutronen en protonen om zo een plasma te vormen. In dit plasma ontstonden de eerste atomen, al dan niet elektrisch neutraal. Bij het afkoelen en uitdijen kreeg het plasma door geluidsgolven een structuur, en uit die structuur vormden zich niet alleen de sterrenstelsels, maar ook de zon, de aarde en de ander planeten.

Tijdens het afkoelen en uitdijen werd op een gegeven moment het plasma doorzichtig en kon het licht van het plasma gezien worden. De werkelijke vorming van sterren kwam pas later.

Het begon allemaal in het duister. Op het moment dat God zei: “Er zij licht!” werd het plasma doorzichtig en er was licht!

Heel merkwaardig hierbij is dat in het Hebreeuws de dag begint bij valavond. In Genesis 1 wordt de eerste dag dan ook afgesloten met de volgende woorden:

Gen 1:5  En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de eerste dag. (NBG)

Volgens de Hebreeuwse definitie is dit een dag, hoe lang die ook geduurd heeft… Merkwaardig hierbij is dat het scheppingsverhaal pas op dag 4 melding maakt van 'vaste tijden'. Die moet de mens dan afleiden van de beweging van de hemellichamen, niet van atomaire trillingsfrequenties zoals dat nu gebeurt. (Gen 1:14)

Het ontstaan van de planeten en de sterren.

Sorteren van de elementen door ionisatie potentiaal

In deze magnetische wurging worden ionen met een hoog elektrisch potentiaal, met grotere kracht naar het centrum gedwongen dan ionen met een lager elektrische potentiaal: dit is het resultaat van de onderlinge afstoting van gelijke ladingen (zowel positief als negatief). Het eerste ionisatie potentiaal is de lading van een atoom waarvan 1 elektron is weggenomen. Wanneer we even het eerste ionisatie potentiaal van de elementen in een grafiek uitzetten, dan vinden we onderaan de elementen die we het meest in het centrum van een plasmakanaal kunnen vinden (de elementen staan gerangschikt volgens hun atoomnummer).

De meeste metalen hebben een eerste ionisatie potentiaal rond de 7 eV,  zuurstof en waterstof rond de 13, 6 eV, stikstof 14,5 en helium 24.5 eV.

Dit wil zeggen dat het centrum van het plasmakanaal vooral metalen zal bevatten. Meer naar buiten vinden we meer stikstof, zuurstof en waterstof en nog verder vinden we waterstof en helium.

In het laagste deel van de grafiek vinden we radioactieve elementen zoals cesium en rubidium, maar ook uranium en plutonium. Dit heeft als gevolg dat deze elementen centraal in het plasmakanaal te vinden zijn.

Deze sortering heeft twee belangrijke effecten: ten eerste geeft ze aan welke elementen we waar vinden, zowel in het hemellichaam zelf als in het zonnestelsel. Ten tweede is de concentratie van radioactieve deeltjes in het centrum van het hemellichaam waarschijnlijk de energiebron voor de hete kern. Deze theorie lost bijna alle problemen met de samenstelling van de zon en de planeten op.

Verschillende wetenschappers veronderstellen dat de planeten op deze manier koud gevormd werden. De huidige gesmolten kern ontstaat door het radioactieve verval van de onstabiele elementen die net in de kern terecht kwamen door hun lager eerste ionisatie potentiaal.

De hitte die hierbij vrijkwam, begon het water uit de waterhoudende moleculen uit te drijven. Dit heeft twee implicaties: ten eerste kwam het water dus uit de grond net zoals dat in Genesis 2 beschreven staat:

Gen 2:6  maar een damp steeg op uit de aarde en bevochtigde de gehele aardbodem;

Ten tweede vormde zich in de aardkorst een laag van waaruit deze damp naar buiten kwam. Zulke laag is soms heel onstabiel. Een accumulatie van dit onstabiel materiaal zou wel eens voor ‘de kolken der grote waterdiepte’ van de zondvloed hebben kunnen gezorgd.

Gen 7:11  In Noachs zeshonderdste levensjaar, in de tweede maand, op de zeventiende dag der maand, op die dag braken alle kolken der grote waterdiepten open en werden de sluizen des hemels geopend.

Datering

Barry Setterfield heeft bij dit verhaal nog een zeer elegante tijdsberekening toegevoegd die het scheppingsverhaal uit de Bijbel, als theorie voor het ontstaan van het heelal, afmaakt!

Gebruikmakend van natuurkundige feiten zoals de achtergrondstraling in het heelal en de temperatuur waarbij waterstof van ion-structuur overgaat naar elektrisch neutrale temperatuur en omgekeerd, berekent hij samen met de roodverschuiving dat de aarde ongeveer 6000 jaar oud is en kan hij zelfs alle radiologisch bekomen ouderdommen omzetten naar ‘planetaire’ tijd.

Want wat staat in Gen 1 de volgende uitspraak te doen?

Gen 1:14  En God zeide: Dat er lichten zijn aan het uitspansel des hemels om scheiding te maken tussen de dag en de nacht, en dat zij dienen tot aanwijzing zowel van vaste tijden als van dagen en jaren;

Setterfield ontdekte dat klokken die gebruik maken van atomaire verschijnselen, zoals atoomklokken en quartsklokken, niet gelijk lopen met de omloop van planeten en sterren. De reden is dit: atomaire verschijnselen zijn onderhevig aan verandering wanneer de lichtsnelheid verandert. De omloop van planeten en sterren die gebaseerd is op de massa van die hemellichamen is niet onderhevig aan verandering wanneer de lichtsnelheid verandert.
Setterfield meent dan ook goede bewijzen te hebben voor een veel hogere lichtsnelheid in het verleden. Vanaf de schepping zou de lichtsnelheid exponentieel gezakt zijn, tot ze in onze tijd in het bijna vlakke deel van de curve is aanbeland. Het radioactief verval is ook gekoppeld aan de lichtsnelheid waardoor alle radiometrische dateringen in evenredigheid veranderen met de lichtsnelheid. De zaken die Setterfield aanhaalt kunnen wij alleen maar beamen. En hiermee is dan de basis gelegd voor een wetenschappelijk model dat de geschiedenis uit Genesis tot een meer dan mogelijk scenario maakt!

Bronnen

In hoofdzaak is de bovenstaande theorie gepostuleerd door Barry Setterfield. Deze wetenschapper bracht gedurende zijn levenslang onderzoek het werk van heel wat wetenschappers samen. Veel van dit werk wordt niet aanvaard door het wetenschappelijk apparaat. Dit wil zeggen dat tijdschriften hun bevindingen niet willen publiceren omdat ze de peer review niet konden passeren …(maar spijtig gebeurt dat wel meer en zelfs met herhaalbare proeven!)

Het werk van Setterfield is te lezen op zijn site: www.setterfield.org

De uitingen van een groep wetenschappers die zich concentreren op het plasma universum vind je op: www.thunderbolts.info Met hun uitingen over oude culturen kunnen we niet altijd akkoord gaan.

Leden van Thunderbolts publiceerden een aantal peer reviewed articles:

http://www.benthamscience.com/open/toaaj/V004-SI0162TOAAJ.htm

De theorie wordt steeds meer besproken op internet, zie bijvoorbeeld hier:

http://www.holoscience.com/synopsis.php voor een uitleg over het elektrische universum.

Nederlandstalige info vind je bij Rinus Kiel: http://kiel0.home.xs4all.nl/nieuwe_kosmologie.htm

Hij geeft ook uitgebreid uitleg over de problemen met atoomklokken en radioactief verval.