Skip to main content

Antivries bij vissen

Chi-Hing Cheng van de 'University of Illinois' te Urbana-Champaign en zijn medewerkers beschreven in "Proceedings of the National Academy of Sciences" een analyse van antivries proteïnen die ze vonden bij twee groepen vissen: de 'notothenioids' van Antarctica en de kabeljauw uit de zee rond de Noordpool.
 

Indeling \ naam

Kabeljauw

 

Engelse naam

Nortern cod

notothenioids

Leefgebied

Noordpool zeeën

Zuidpool zeeën

Genus

Gardus norrhua

 

Familie

Godidae

Baarsachtigen (4) Notothenioidel

Orde

Anacaothini

Beenvissen

Perciformes of Percomorfie

Het voorkomen van het bevriezen van het bloed van de vis gebeurt door aan elk beginnend ijskristal een antivries proteïne te binden. Het kristal kan niet verder groeien. Een heel aantal zeedieren uit de poolgebieden beschikken over een soort antivriesproteïne. Doch ze zijn allemaal verschillend van bouw. De aminozuren waaruit ze zijn opgebouwd liggen mooi verspreid tussen de 20 bouwstenen die het aardse leven rijk is. Doch in het geval van de twee onderzochte soorten zijn de antivriesmoleculen volledig gelijk. Ze bestaan uit een repeterend trio van alaline, threonine en proline.

Dr. Cheng en haar collega's beweren dat de twee vissen dit antivriesmiddel onafhankelijk van mekaar ontwikkeld hebben. En wel met een tussenperiode van 12 miljoen jaar. De reden van de gelijksoortige ontwikkeling zou liggen in de eenvoud van de proteïnemolecule. Doch een kleine kansberekening leert ons dat dit soort redeneringen geen wetenschap zijn…. (De kans om een bepaald trio te selecteren is reeds 1 / 203 = 1 / 8000 doch voor elke extra bouwsteen wordt de macht met 1 verhoogd. Lees het hoofdstuk "Het ontstaan van het leven" om van de kleine kans overtuigd te worden.

 

Gelijke antilichamen bij haai en kameel

Kenneth Roux, structureel bioloog aan de 'Floria State University' in Tallahassee en zijn collega's beschreven begin december 1998 in "Proceedings of the National Academy of Sciences" een verbluffende gelijkenis tussen de proteïnen van de antilichamen van de kameelachtigen (kamelen, lama's) en de verpleegsterhaai. ( Ginglymostoma cirratum )

 In nagenoeg het gehele rijk van de dierenwereld zijn de antilichamen van het afweersysteem opgebouwd uit 2 types van kettingmoleculen: zware en lichte. Elke ketting is opgebouwd uit 3 lussen. Tezamen zijn de trippelluskettingen in staat om zich aan vreemde organismen te koppelen en zo de vijand te vernietigen.

 Maar bij kamelen en haaien is een deel van de antilichamen opgebouwd zonder de lichte kettingen. Enkel de 3 lussen van de zware ketting zijn aanwezig.

 Wetenschappers weten niet of dit het resultaat is van een ondoorgrondelijk ontwerpmechanisme of van een accidenteel verdwijnen. In elk geval is het verlies bij beide dieren goedgemaakt door een vergroting van één van de lussen in de zware kettingen. Opmerkelijk is daarbij dat het ook bij de 2 soorten om dezelfde lus gaat.

 Ondanks dat de oplossing gelijkaardig is, is ze niet gestuurd door dezelfde aminozuren binnen de genen!