Skip to main content

De grote panda, waar hoort hij bij?

De grote panda ('Ailuropoda melanoleuca') is bij ons ook bekend als panda, reuzenpanda, pandabeer of bamboebeer. Hij leeft voornamelijk in Zuid-China, in de wouden van Oost-Tibet. Zijn naam is afkomstig uit het gebied ten zuiden van de Himalaya (India), waar dezelfde naam aan de kleine panda werd gegeven. Maar blijkbaar is er weinig verband tussen de grote en de kleine panda (zie verder).

Het heeft lang geduurd voordat de panda bij ons enige bekendheid kreeg. Tot in 1869, het jaar van zijn ontdekking door de Franse pater Armand David, had niemand in het westen van het dier gehoord. Echt populair werd hij pas in 1937, toen het eerste levende exemplaar in een Amerikaanse dierentuin te zien was.

De bevolking van China kent de panda uiteraard wel, maar desondanks wordt hij zelden in Chinese kronieken e.d. vermeld. Dit is waarschijnlijk te wijten aan het feit dat zijn leefgebied vrij ver verwijderd ligt van de (grote) bevolkingscentra. Bovendien is dit gebied moeilijk toegankelijk en dicht bebost.

De wetenschappers weten niet goed tot welke familie van dieren de grote panda behoort; ze zijn het hierover niet met mekaar eens. Als evolutionisten willen ze hem graag in een bepaalde familie plaatsen en hiervoor wordt allerlei onderzoek gedaan: studie van het beenderstelsel, gebit, hersenstructuur, ingewanden, spijsverteringsstelsel enz. Maar al deze onderzoeken leiden tot verschillende conclusies. Soms lijkt hij op de beer, dan weer op een wasbeer of op een kleine panda, anderen willen hem liever een eigen familie geven. Dit is wellicht de beste oplossing daar de grote panda heel veel unieke eigenschappen heeft. Maar voor de evolutietheorie is dit weer een soort erbij waarvoor een stamboom met voorouders moet gevonden worden die tot deze bepaalde soort hoort.

Laten we even van dichtbij bekijken hoe uniek God de panda dan wel geschapen heeft. Als eerste merkwaardigheid zien we een zesde vinger. De panda is zeer handig, dit in tegenstelling tot de meeste andere dieren. Het hoofdbestanddeel van zijn menu is bamboe. Hij 'plukt' bamboe met zijn 'handen' daar waar de meeste andere dieren hun voedsel rechtstreeks met de mond nemen. Deze vinger is een verwantschap met de kleine panda (waar deze zesde vinger veel minder ontwikkeld is).

Het geraamte van de panda is eigenlijk te zwaar gebouwd en de evolutionisten weten hiermee geen raad. Enkel voor de zware schedel heeft men een mogelijke verklaring: dit zou zijn om goed de bamboe te kunnen kauwen. Het eten van bamboe is op zich ook een eigenaardigheid: de panda verteert er maar 20% van, daarom moet hij zo'n grote hoeveelheid bamboe eten (zo'n 15 a 20 kilo per etmaal). Eigenlijk is zijn darmstelsel helemaal niet afgestemd op dit dieet. Een schaap bijvoorbeeld (ook een groeneter) verteert ongeveer 60% van het opgenomen voedsel.

De panda verkiest de jonge scheuten van de bamboeplant. Deze zijn ook voor de mens eetbaar en zelfs een lekkernij. Maar het grote probleem voor de panda is dat de bamboe begroeiing, en daarmee zijn hoofdmenu, erg achteruit gaat. Momenteel schat men dat er slechts een kleine duizend panda's in het wild leven. Deze diersoort is dan ook beschermd.

Het gebit van de panda is qua samenstelling gelijk aan dat van de hond en de beer, dus roofdieren en vleeseters. Maar de panda eet bijna geen vlees. Één van zijn Chinese namen luidt (vertaald natuurlijk) 'de monnik der beren', verwijzend naar de boeddhistische monniken die geen vlees eten. Bij roofdieren is de lengte van de darm veel korter dan bij planteneters. Plantaardig voedsel heeft zijn tijd nodig om verteerd te worden, vlees daarentegen wordt vlugger 'slecht'. Eigenaardig genoeg is de lengte van het darmkanaal bij de panda zelfs in verhouding tot de meeste vleeseters korter. Ook mist hij de blinde darm, die gewoonlijk bij planteneters goed ontwikkeld is.

Ook de chromosomenstructuur van de panda brengt de nodige problemen met zich mee: het gaat niet om een beer en er is ook geen nauwe relatie met de kleine panda.

Een volwassen panda weegt 90 tot 120 kilo, een pasgeboren jong 90 tot 120 gram. Dit wil zeggen dat de boreling 1000 maal lichter is dan de moeder. Stel u voor dat een mensenbaby 70 gr zou wegen. U begrijpt dat God de nodige voorzorgen moet treffen om de moeder haar jong met de grootste voorzichtigheid te behandelen. Het jong is de eerste 2 maand blind en kan zich niet verplaatsen, maar wel verbazend hard piepen! (uit voorzorg om niet vertrappeld te worden?) Bij de geboorte is het jong dus geheel hulpeloos; pas na een maand kan het over de borst van de moeder kruipen op zoek naar melk. Na ongeveer een half jaar wordt het jong zelfstandig; het heeft dan nog maar net een volledig melkgebit. Op zijn vijfde tot zesde jaar is het dier volwassen (geslachtsrijp).

De panda is dus een diersoort zonder nauwe verwanten. Dit is voor de evolutionisten een serieus probleem want als men hem niet in een systematisch 'hokje' kan plaatsen, dan zit men ook verveeld met de vraag langs waar en hoe de panda geëvolueerd is.

Voor de creationist bestaat dit probleem niet daar God alle dieren naar hun aard heeft geschapen. Maar de wetenschap wil tegenwoordig geen rekening meer houden met God of met het bovennatuurlijke en negeert per definitie alle bovennatuurlijke invloeden! Dit is niet meer wat men van wetenschap zou verwachten. De vroegere definitie was trouwens: het kennen en begrijpen van  natuurlijke fenomenen om ons heen. Tegenwoordig moeten we uit de mond van wetenschappers horen dat 'wetenschap een spel is met als hoofdregel: laat ons eens zien hoe ver we kunnen gaan om het universum te verklaren zonder het bovennatuurlijke er bij te halen2'. Dit doen ze willens wetens. Hierop is het schriftwoord van Rom 1:18 van betrekking: "Want de toorn Gods openbaart zich van de hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen, die de waarheid in ongerechtigheid ten onder houden"... daarom moeten wij als christenen des te meer onze verantwoordelijkheid opnemen en de mensen om ons heen laten beseffen dat ze geschapen zijn naar Gods beeld en niet voortkomen uit door toeval ontstane slimme apen.

 

Bronnen


1 bronvermelding: De grote panda W.J. van den Brink Acts & Facts vol 23

2 Perspectives on science and faith vol 44, june 92 p.137